Blog

Dat ik met het werk van Fransje Versloot in aanraking kwam was puur toeval (wat eigenlijk absurd is, want waarom is deze vrouw niet allang zo beroemd dat elke kunstkenner direct gretig gaat knikken bij het horen van haar naam? – daarover later meer).

Bijdrage Saskia van Loenen eindredacteur NRC Handelsblad. Een huis vol

 

Dat ik met het werk van  Fransje Versloot in aanraking kwam was puur toeval (wat eigenlijk absurd is, want waarom is deze vrouw niet allang zo beroemd dat elke kunstkenner direct gretig gaat knikken bij het horen van haar naam? – daarover later meer).

 

In dit geval bracht het lot me op 8 november 2013 – de dag dat Joost Zwagerman een gloedvolle toespraak hield tijdens een lunch in het Fotomuseum na de opening van een gezamenlijke expositie met kunstenaars Harald Vlugt en Pieter Bijwaard in het naastgelegen Gemeentemuseum – in een lelijke straat richting Den Haag Centraal, waar ik in snelle pas doorheen ging: de trein naar Amsterdam ging al bijna. En zonder dat je het zag aankomen bevind je je ineens op een tweesprong, zo’n moment dat later van cruciaal belang blijkt te zijn, het moment waarop je besluit iets wel of niet te doen: in het ren-lopen zag ik vanuit mijn ooghoek een fraai schilderij voorbij flitsen. Even aarzelen, toch even stoppen, snel drie passen terug: dát is mooi zeg. Als ik nu niet snel doorrende zou ik de trein zeker missen. Een korte aarzeling, twee stappen naar voren, toch weer drie terug: nogmaals kijken. Ja, ik zie het goed, hoe is het mogelijk: dit is inderdaad precies waar ik onbewust al jaren naar op zoek ben – dít is wat ik wil. Ik accepteerde inmiddels dat het een trein later zou worden en keek eens goed door de etalageruit. Ik zag een soort galerieruimte en moest mijn gezicht bijna plat tegen het raam drukken met mijn handen erboven om die vervelende schittering kwijt te raken. Nu kon ik het beter zien, die zee in grijsstroken. Echt prachtig. Ik zag nog meer moois, ook veel kleurrijks, meerdere doeken waar ik ter plekke blij van werd. En dat was mooi: ik was juist in bedrukte stemming geweest – iets met een minnaar die me een ongemakkelijk gevoel had gegeven tijdens het korte moment dat we eindelijk even samen op een bankje konden zitten omdat hij weer eens in de twijfelmodus zat – en deze schilderijen maakten er in één klap alsnog een geslaagde dag van.

De galerie was dicht trouwens; jammer dat ik niet even naar binnen kon. Maar er hing wel een flyertje van workshops die werden gegeven door wat ongetwijfeld de schilder moest zijn, inclusief website, dus daar even snel een foto van gemaakt. Ook maakte ik snel een foto van het schilderij van de in-het-voorbijgaan-blik, al was hij dankzij de spiegelende ruit op de foto maar vaag te zien. Maakte niet uit; dit zou hoe dan ook een vervolg  krijgen.

Ik rende naar de trein die 10 minuten later zou vertrekken.

 

Thuisgekomen bekeek ik natuurlijk meteen de website van Fransje Versloot, want zo bleek deze mij nog onbekende maakster te heten. Ik viel van de ene verbazing in de andere: ik zag zo nóg diverse werken die ik zo aan de muur zou willen hangen. Veel zeezichten ook; ik twijfelde of die ik had gezien exact dezelfde was als die op de site.

Ik besloot Fransje te mailen. Een paar weken later reed ik met de auto naar Den Haag, waar zij die dag weer zou zijn, in diezelfde galerie dus, waarbij ze speciaal voor mij enkele vergelijkbare zee-werken had meegenomen, plus nog een paar andere doeken die niet op haar website stonden.

 

In de atelier-galerie zag ik het doek waarvoor ik in eerste instantie gestopt was. De kleuren waren alleen toch wat anders van dichtbij en zonder etalagespiegeling; met meer beigetinten dan ik had gedacht. Ikzelf hou niet van beige of bruin, wel zeer van grijstinten, maar de andere grijzige zeeën waren ook niet exact wat ik in mijn hoofd had. Maar tijd om daarover teleurgesteld te raken was er amper, want Fransje toverde wel een aantal andere doeken tevoorschijn, waaronder een schilderij dat niet op haar website stond en een combinatie van paars/rode en grijze zeelijnen liet zien. Ik was meteen verkocht. Dit zou een enorme opwaardering van mijn huiskamer opleveren. Die hoognodig van alle elementen die mij aan mijn ex-huisgenoot herinnerden ontdaan moest worden.

 

En zo reed ik, met een onder het verse doek dubbelgevouwen dochtertje in mijn te kleine auto terug naar huis. Heel blij was ik. En er zouden nog genoeg ‘grijze zeeën’ aankomen de komende jaren, had Fransje mij verzekerd, dus ooit zou dé grijze zee er heus wel bijzitten. Voorlopig was ik echter klaar. Thuis hing ik het doek op en vanaf dat moment keek ik dagelijks honderden keren per dag naar de prachtige kleuren.

 

Het contact met Fransje was vanaf de eerste seconde aangenaam geweest, we hadden wel een ‘klik’ zoals dat heet. Sindsdien mailden of appten we sporadisch met elkaar. En natuurlijk zag ik op Facebook met grote regelmaat haar werk voorbij komen. Het leek wel of ze steeds beter werd.

 

Af en toe keek ik op haar site, als ik behoefte had aan mooie dingen zien. Eenvoudiger dan telkens naar een museum moeten. Er stonden regelmatig nieuwe werken op, en bij één ervan voelde ik direct een kriebel van binnen. Godsamme, wat mooi. Ik mailde haar een foto van dat schilderij, schreef dat paars helemaal mijn kleur was en was benieuwd naar de maat. ‘De Stad’ heette het werk, al bestond het voornamelijk uit die abstracte strepen waar ik zo van hou. Hij bleek behoorlijk groot en omdat het doek staand was kon het niet boven bijvoorbeeld een tafel of kastje. Dit werk had een van onder tot boven leeg stuk muur nodig. Ik keek rond waar hij eventueel zou kunnen hangen, maar die plek was er niet – pal naast het doek dat ik al had zou qua kleurcombinatie geen goed idee zijn. En andere verticale lappen muur waren er niet. Moeilijk. Hij was zó mooi. Maar nee. Een schilderij moest wel kunnen hangen.

 

Een jaar later, op 24 mei 2015, reed ik naar Joure: Fransje had een open dag georganiseerd, en eindelijk lieten mijn agenda en de omgangsregeling voor de kinderen het toe dat ik een dagje weg kon thuis. Voor het eerst zag ik die prachtige grote ruimte waar ze werkte en klanten ontving – ruimte zoals je die in de randstad nergens meer vindt. Ik keek op mijn gemak rond en zag ook de nieuwe paarse – hij was in het echt verdomme nog mooier dan ik al wist. Voor mij gemaakt, in alle opzichten. Maar het ging nou eenmaal niet – je zou er bijna voor gaan verhuizen naar een huis met meer vierkante meters muur. Gelukkig hing er nog veel meer, waaronder een schitterend doek in kleiner formaat, namelijk vierkant, van een zee, opgetrokken uit grijstinten en een zweempje paars. Een vierkant doek zou wél passen op de plek waar ik anders de paarse zou hebben gewild. En ook bij dit doek gebeurde er iets. Ik liep weer door, maar toch weer terug. Ik hief het glas met Fransje op haar mooie werk, en blikte ondertussen naar de overkant waar het hing. Telkens werd mijn blik ernaartoe getrokken. Fransje vertelde over het doek, ze was juist met dit werk ook buitengewoon content: meer dan geslaagd mooi. Het heette ook nog eens ‘Wadden’, en dat was voor een Texelganger als ik een extra aansporing.

Maar er was nog zoveel méér waar ik warm van werd. In de werkruimte achter de expositiehal bleken ook nog tientallen werken te staan, en toen Fransje steeds beter in de gaten kreeg wat mijn kleuren waren en waar ik op viel (grijs, paars, blauw en horizontale lijnen) trok ze een paar doeken uit de stapels die schuin tegen de muur stonden. Pats! Ineens stond ik op het strand, helemaal alleen, genietend van de elementen. Ik keek naar een blauw zeetafereel: diverse blauwe en blauwgrijze horizons, een schitterend effect. Daar in dat depot stonden bovendien ook nog diverse  kleinere en nóg kleinere zeewerkjes, in verschillende kleurstellingen. Ook daarbij meerdere beelden waar ik langer dan goed voor me was naar bleef staren.

 

Dat ik hier hoe dan ook met een doek naar buiten wilde stond toen al vast. Nu alleen nog kijken welke.

 

Dat bleek nog een hele toestand. De doeken in de expositiehal kregen door de lampen een andere kleur dan bij daglicht, en in dat licht kon ik een doek pas echt goed beoordelen voor bij mij thuis aan de muur. En dus haalde Fransje meerdere malen doeken van hun officiële hangplek om ze in het depot voor me op de grond te zetten. Even kijken, foto’s maken, en het doek ging weer terug – er liep immers publiek rond in de grote hal. Twijfelen, nog één keer in daglicht die ene alsjeblieft. Fransje bleef gelukkig lachen.

 

Een schilderij kopen doe je niet zomaar. Het moet aan alle kanten kloppen, qua kleuren, vormen, formaat, sfeer – en vooral qua wat het met je doet. Probleem in dit geval was dat meerdere doeken wat met me deden. Ik besloot alle potentiële kandidaten – het waren er wel een stuk of tien – naast elkaar te zetten. Om er na kritische blikken telkens eentje, hoe mooi ook, af te laten vallen. Het leek de jurering bij The Voice wel. Doeken die veel gemeen hadden qua tafereel groepeerde ik eerst. Drie liggende doeken met zeeën: daar moesten er twee van weg. Net zoals bij de kleintjes (zo’n minischilderijtje kon prachtig bovenaan de trap), het middenformaat (tegenover mijn bed op zolder!) en de grote vierkante doeken. Uiteindelijk bleven er op die manier vier topdoeken over.

Hoe nu verder?

 

Ik stond er maar naar te staren, die vier op een rij. Liep in mijn hoofd het hele huis door, meerdere malen, me voorstellend wat waar zou hangen en waar ik het meest van zou genieten.

 

Uiteindelijk trok ik de conclusie dat verder elimineren geen optie meer was. Ik wilde én dat kleine schilderijtje, met schitterend turquoise zee die me aan het Caribisch gebied deed denken voor bovenaan de trap, én die rustieke grijze zee waar ik vanuit mijn bed naar zou kunnen kijken, én die blauwe zee voor boven de tv, én die grootste: de vierkante grijze Wadden met paarse details.

 

Het voelde als iets groots, als een werkelijk bijzonder, markerend moment, toen ik mezelf de woorden hoorde uitspreken: ‘Wat wordt de prijs als ik ze alle vier tegelijk neem?’, iets wat eigenlijk niet kon in mijn situatie (als alleenstaande moeder die alles van één inkomen moet doen kan ik gelukkig wel veel, maar decadente dingen zoals dure vakanties moet ik toch echt laten). Toch wist ik dat ik het moest doen. Ik had een paar zware jaren achter de rug op privévlak wat veel stress had opgeleverd, werkte me permanent drie slagen in de rondte, moest met een volle baan en drie kinderen twintig ballen tegelijk in de lucht houden: om overeind te blijven moest ik ook mijzelf een keer iets gunnen, besloot ik. Bovendien, zo redeneerde ik mezelf naar de aankoop toe, zou ik zoveel vreugde beleven aan overal fraaie dingen in mijn huis dat dat als stress-remmende factor zou dienen. Deze doeken zouden mij gelukkiger maken. Dus doen.

Toen ik dat daadwerkelijk zei: ‘Oké, ik doe het’, schoot ik vol. Ik nam voor mijn gevoel een grote stap in meerdere opzichten. Dit waren dan ook tranen van puur geluk.

 

Zingend reed ik met een volgeladen auto terug over de Afsluitdijk. Een vriendin hielp me de doeken op de perfecte plek hangen. Alles wat ik in mijn hoofd had bedacht bleek uit te pakken zoals ik had gehoopt. In bed staarde ik naar mijn grijze zee, het ultieme rustgevende doek op die plek. Op de bank keek ik vaker naar de blauwe woeste golven dan naar de tv die eronder stond. De trap opgaan deed me ook in andere opzichten opstijgen, mij verbeeldend dat ik weer op Cuba of Jamaica was. En de grote vierkante Waddenzee met grijs en paars maakte dat mijn woonkamer in één klap tien keer mooier was geworden – ik keek ernaar als ik in de keuken stond, als ik aan tafel zat te eten of te werken, en eigenlijk alle keren dat ik van de bank naar de keuken liep. Net als naar het eerste doek trouwens – ook die bleef ondanks deze nieuwe, schitterende concurrent de aantrekkingskracht houden van visueel te mooi om te negeren in het voorbijgaan.

 

Ik had inmiddels een huis vol Fransje.

 

Op 8 september 2015 werd de kunst- en literatuur-minnende wereld opgeschrikt door de zelfmoord van Joost Zwagerman. De man die er in feite voor had gezorgd dat ik Fransjes zeeschilderij had gespot op weg naar het Haagse station, want voor hem was ik die dag naar Den Haag gereisd.

Met Joost heb ik altijd veel gehad; ik genoot van zijn boeken, maar ook van zijn essays in de Volkskrant (was het ook bijna altijd met hem eens), en later van zijn tv-optredens in De Wereld Draait Door waarin hij een groot publiek liefde voor kunst hoopte bij te brengen met vurige monologen. Sporadisch had ik contact met hem, meestal per mail, maar echt persoonlijk kende ik hem niet, en nee, ik heb dus al helemaal nooit ‘iets met hem gehad’ schrijf ik hier nog maar eens, omdat sommigen in mijn omgeving dat werkelijk dachten, waarschijnlijk omdat ik bij het noemen van zijn naam er altijd bij zei ‘dat dat nou precies het soort man is waar ik op val’. Maar dit terzijde. Ik wil alleen maar zeggen: Joost was een bijzondere man, had een uitzonderlijk talent, talenten moet ik zeggen, en Joost had smaak.

Bedroefd om zijn heengaan staarde ik die weken meer dan gemiddeld naar de schilderijen die mij al zoveel moois hadden gegeven de afgelopen maanden.

Later hoorde ik van Fransje dat Joost Zwagerman haar een paar jaar terug had aangesproken en vol lof was over haar werk. ‘De groten der aarde werden erbij gehaald. Ik voelde me net een prinses’, schreef ze mij.

En zo was ook deze cirkel weer rond.

Had Joost nog geleefd dan was zeker een keer een schilderij van Fransje aan bod gekomen, dat weet ik zeker. Misschien dat het dan eindelijk wél was opgepikt door de grote kunstkenners van dit land. Iets wat nu eindelijk eens zou moeten gebeuren. En niet pas vele decennia te laat, als Fransje er niet meer is graag.

 

Twee jaar later, op 10 juni 2017, organiseerde Fransje wederom een open huis, ditmaal van haar nieuwe atelier in de fabriek aan de Slachtedijk, gecombineerd met ‘aanschuifdiner’ waar ik ook voor uitgenodigd werd. Te midden van Fransjes artistieke vriendenschare liep ik langs bekende en nieuwe werken. En zoals dat ook op goede dagen weleens kan gebeuren in een museum: ineens een schokje. Daar hing die grote verticale paarse. Die ik had moeten laten gaan wegens murengebrek. Intens gelukkig was ik sindsdien met de alternatieven, maar deze paarse raakte me vanaf de eerste seconde wéér, hij leek te wenken, lonken – ik kon het niet negeren. Telkens liep ik even terug. Maakte foto’s. Zocht in mijn hoofd koortsachtig naar een stuk muur thuis dat ik was vergeten. Of waar nu iets hing dat vervangen kon worden door deze.

Tijdens het heerlijke en dankzij het type gasten inspirerende eten viel mijn oog bovendien op een gigantisch doek dat op de grond stond; een grijze zee die qua kleurstelling exact was zoals ik had gehoopt bij het allereerste doek van Fransje dat ik had gezien in het snelle voorbijgaan in Den Haag. Geen beige dit keer, alleen maar grijstinten. Ik hapte naar adem. Dit was hem. Mijn ideale zee. Maar als die paarse al te groot was, dan was deze het zeker, zij het in de breedte dit keer. Maar godallemachtig, wat was dit mooi. Dit was de zee zoals ik hem wilde zien. Elke dag.

 

Op mijn verzoek stuurde Fransje twee weken later wat foto’s van de verticale paarse en de horizontale grijze naast elkaar, op een verder lege muur. Nu kon ik ze beter beoordelen – en waren ze nog mooier dan in het van schilderijen en dus kleuren vergeven atelier. Ik liep nog maar een keer door mijn huis. En ineens wist ik het. Op de overloop boven, tegenover een grote spiegel-kledingkast, was nog een maagdelijk witte muur. Ik had die optie tot nu toe overgeslagen omdat je een topdoek natuurlijk niet om de hoek op een overloop hangt. Maar, eureka: juist door die spiegel zou ik hem veel vaker zien dan alleen wanneer ik er pal voor ging staan, namelijk elke keer als ik boven kwam.

En zelfs voor de enorme grijze diende zich een oplossing aan. De eveneens enorme op hardboard geprinte foto van Henny Vrienten (mijn eerste jeugdliefde) was mooi, maar ook erg donker, met veel zwart. En die kon ook op de grond op zolder staan. De vrije ruimte die dan ontstond boven het dressoir in de woonkamer leek gemaakt voor een groot, liggend doek. En die grijze zee paste als geen ander bij de overige kleuren in mijn woonkamer. Wat extra mooi was: hij zou naast mijn allereerste rood/grijs/paarse zee komen te hangen, en die kleuren zouden wél perfect matchen.

Fransje deed iets aan de prijs als ik ze allebei zou nemen, en alhoewel dit desalniettemin wederom een behoorlijk bedrag was wist ik dat ik het gewoon moest doen. Van alle eerdere doeken die ik had gekocht had ik geen seconde spijt gehad, wat zeg ik: die hadden hun geld meer dan opgebracht gezien de dosis geluk die ze mij elke dag brachten. Als je de aanschafprijs zou omrekenen in gelukkige dagen is het werkelijk een schijntje wat je daarvoor dagelijks neer moet tellen.

 

En dus reed Fransje niet lang daarna op een mooie zomerdag naar mijn huis in Broek in Waterland, in haar enorme stationwagen, die met doeken als deze zijn diensten weer bewees. De paarse zetten we boven alvast neer (mijn vader zou de dag erna de schroeven in de muur komen zetten); het effect van voor én achter al die schitterende lijnen en kleurenpracht was nu al overdonderend. Het zou me voortaan vaker dan nodig de trap naar boven op jagen. De grote grijze zee konden we wel al samen ophangen op de schroeven van Henny Vrienten. Twee stappen naar achter, tien: ongelooflijk – het hing nog mooier dan ik had durven dromen. Alsof het doek speciaal voor die plek gemaakt was.

 

Sindsdien vrolijkt Henny Vrienten me uitsluitend nog op als ik in bed lig, op zolder dus. Alhoewel ik veel vaker naar mijn kleine grijze zee kijk dan naar de aantrekkelijke zanger. De trap oprennen is al jaren een feest, met het turquoise minitafereeltje naast de badkamerdeur en meteen daarna de paarse pracht in tweevoud voor de spiegelkast – nooit kom ik meer boven zonder ook even naar rechts te kijken.

Maar de woonkamer slaat alles. Die is af, maar dan ook echt helemaal (zeker sinds ik onlangs een vloerkleed kocht dat een kopie lijkt van de blauwe horizons boven mijn tv, zodat ik nu op de bank permanent dobber in haar blauwe zee, zelfs als ik naar de grond kijk), en het terrein geworden van Fransje Versloot. Met maar liefst vier doeken, alle met een horizontaal lijnenspel maar elk met volkomen eigen sfeer en kleursetting weet ik van geluk vaak niet waar ik moet kijken. Niks op tv, te moe om te lezen? Dankzij deze werken staat elke dag thuis garant voor rustgevend, visueel genot dat een glimlach opwekt. Nooit meer een verloren moment.

 

Fransjes werken zijn verslavend. Bij een brand red ik eerst de kinderen, en direct daarna deze schilderijen.

Ik hoop dat de kinderen er later samen zonder al te veel vechten uitkomen, het verdelen van de zeven wonderen. Maar tot mijn dood zijn ze van mij. Ik kan nooit meer zonder.

0